News & Events
‘Te strikte regelgeving is funest voor crosssectorale samenwerking’
- 18 januari 2017
- Posted by: Olaf van Tilburg
- Category: Opleider2025 Platforms

Wat zijn de ingrediënten voor een succesvol innovatief publiek-privaat project op het snijvlak van Zorg & Techniek en wat heb je als opleider nodig om daarin een bepalende rol te spelen? Zie daar de tweeledige vraag die centraal stond bij de allereerste ‘Opleider2025’-bijeenkomst.
Donderdag 11 november, Roosendaal. Tien mensen – het gros opleider – schuift aan in het Huis van Morgen. Normaliter kunnen studenten, zorgprofessionals, mantelzorgers en burgers hier kennismaken met zorginnovaties. Maar vandaag is dit het toneel voor een zoektocht naar succesfactoren en belemmeringen voor innovatieve projecten waarin school en bedrijfsleven elkaar omarmen. De aanwezigen gaan hier dadelijk hun ervaringen delen om zo te komen tot een lijstje met ‘do’s & don’ts’ als het gaat om innovatieve samenwerking met de praktijk. Eerst staat er echter een fikse dosis inspiratie op het programma: een rondleiding langs diverse instellingen die, net als het Huis van Morgen, onderdak hebben gekregen in het Kellebeek College en samen de zogeheten Zorgboulevard vormen.
Kruisbestuivingen
Op deze Zorgboulevard ‘flaneren’ studenten, docenten, zorgprofessionals en zorgvragers gezamenlijk. Kruisbestuivingen tussen onderwijs en praktijk zijn er per strekkende meter. Zo krijgen cliënten van S&L Zorg en van SDW hier hun dagbesteding, daarbij geholpen door stagiaires van het Kellebeek College. De cliënten zie je overal in het gebouw aan het werk, op allerlei niveaus: van post rondbrengen en het vullen van de pantries met koffie en thee tot de opmaak van de kabelkrant van het Huis van Morgen. Een van de cliënten, Elisabeth, geeft zelfs gastlessen: ze vertelt dan, bijgestaan door een docente, over haar beperking. Als laatste stop doen we wederom het Huis van Morgen aan. Margot Emmen geeft een presentatie over het doel en de functie van dit initiatief (zie het artikel ‘Huis van Morgen’: hotspot voor zorginnovaties). Daarna volgt een presentatie over het project dat het Kellebeek College onderneemt op het gebied van Accelerated Learning (zie het artikel ‘Versneld in de actieve modus’).
Ervaringen
Volop geïnspireerd popelen de tafelgenoten om de eigen ervaringen te delen. Die zijn er in overvloed. Zo vertelt Han van den Broeke (ROC de Leijgraaf) over het project Zorgtechnologie dat binnen het Center of Expertise Ixperium loopt. ‘Wij vinden dat iedereen die bij ons een beroepsopleiding volgt een setje basiscompetenties gericht op zorgtechnologie moet ontwikkelen’, vertelt hij. ‘Dus ook een ICT’er die apps ontwikkelt en een technicus die domotica-systemen gaat installeren.’ Hiervoor wil ROC de Leijgraaf een verdiepend keuzedeel ontwikkelen. Daarin staat deze school niet alleen. Zorgtechniek Limburg heeft al een keuzedeel op dit gebied ontwikkeld, zo meldt directeur Ren Hendrix; Hugo de Zeeuw (Technisch College Rotterdam) is hiermee drukdoende. Jolanda van Til (Deltion College) is op een andere wijze bezig een crossover tussen techniek en zorg neer te zetten. Dit gaat gebeuren in het Zorgtechnisch Lab van het Zorgtrainingscentrum Zwolle, waarbij ook verschillende mbo- en hbo-scholen, zorginstellingen en het bedrijfsleven betrokken zijn. ‘Ik wil vijf zorgkamers zo inrichten met allerlei zorgtechniek, zodat studenten hiermee kunnen “spelen”’, vertelt ze. ‘En dan al die zorginnovaties koppelen we aan casussen, met zorgprofessionals, mantelzorgers en cliënten.’
Belemmeringen en succesfactoren
Samen met de aanwezige docenten van het Kellebeek College vormt bovenstaand viertal een groep die aan de hand van eigen ervaringen zonder moeite successen en belemmeringen kunnen benoemen. Dat blijkt direct als de vraag valt of een groepje op Post-its wil opschrijven wat nou werkt (succesfactoren). Een tweede groepje mag zich storten op wat niet werkt (belemmeringen). In razend tempo belanden volgeschreven geeltjes op twee flipovervellen. En zo ontstaan, na rubricering, twee lijstjes.
De belemmeringen
Houding docent
Niet iedere docent voelt die innovatiedrang, die wil om naar grotere hoogten te stijgen. Er is ook een groep die niet mee wil in de ontwikkeling (‘Ik doe dit al dertig jaar. Gaat toch goed?’).
Interne randvoorwaarden
Docenten mogen dan nog zulke mooie ideeën hebben, het moet wel organisatorisch mogelijk zijn hiermee aan de slag te gaan. De organisatie moet zich faciliterend opstellen, zodat vragen als ‘Krijg ik hier wel uren voor?’ en ‘Kan dit wel in dit gebouw en volgens het rooster?’ achterwege blijven. En als het project eenmaal afgerond is, moet er ook voldoende tijd uitgetrokken worden voor de implementatie: minimaal 2 à 3 jaar,waarin de docenten volop gefaciliteerd worden.
Regelgeving
Teveel regels en bureaucratie werken innovatiebelemmerend. Hier gelden overigens niet alleen exogene, maar ook interne krachten. Mbo-instellingen timmeren veel zelf dicht. Soms worden de regels binnen een organisatie zelfs als excuus aangewend om een mooi project in de kiem te smoren: ‘Ja, maar dat kan niet, dat krijgen we nooit in het kd…’. Terwijl er veel ruimte is, bijvoorbeeld op het gebied van BOT (begeleidende onderwijs uren). Belangrijk dus om als school te kijken hoe je mogelijkheden kunt creëren.
Concurrentie
Als je docenten van verschillende mbo-instellingen samenbrengt, moet je ervoor zorgen dat zij niet het gevoel hebben dat ze elkaars concurrent zijn en strijden om de hand van de student. Want dat is iedere keer een gevaarlijke factor om te stoppen met die samenwerking. Hou je dat weg, dan krijg je ook dat docenten heel gemotiveerd zijn om samen iets neer te zetten.
De succesfactoren
Heldere randvoorwaarden
Dit mag heel breed opgevat worden. Uiteraard is er een duidelijk plan. Verder krijg je veel meer voor elkaar als je werkt met een ‘afgeblokt rooster’: iedereen werkt op een vast tijdstip (bijvoorbeeld: woensdagmiddag) puur en alleen aan het project.
Samenwerking
Samen sterk is het devies. Er is in elke regio al van alles gaande. Aanhaken kan, maar je kunt natuurlijk ook zelf andere partijen – andere mbo-instellingen, hbo, bedrijfsleven, overheid – benaderen om gezamenlijk iets op te zetten. Zoek anderen op en kijk wat de mogelijkheden zijn. En trek daarna eendrachtig op, waarbij je zorgt dat je met elkaar in gesprek blijft. Ook als er belemmeringen zijn. You’re in it together…
Fouten maken mag
Als je van bovenaf steeds afgerekend wordt op resultaten, werkt het niet. Dan slaat je project binnen 2, 3 jaar dood op de werkvloer. Dit is pionierswerk: je bent iets innovatiefs aan het opzetten. Fouten maken moet dan kunnen. Want anders denk je vooral in problemen en niet in mogelijkheden. Daarbij houd je natuurlijk, zeker als het een gesubsidieerd project is, rekening met het feit dat je initiatief straks zelfbedruipend moet zijn. Maar vooral in de aanloop moet je de ruimte hebben om te experimenteren, zodat je bijvoorbeeld de juiste richting kunt bepalen.
Professionalisering
In een project ga je met je studenten samen leren, samen ontdekken. Waarom werkt dit wel, waarom dit niet? Het is niet erg dat je het als opleider ook niet weet. Studenten kunnen je juist helpen. Sta dus open voor de kennis en de inspiratie van anderen.
Succesfactor onder de loep: samenwerking
Het is een mooie, eerste oogst, die de komende bijeenkomsten – in totaal zijn er dit schooljaar 9 ‘Opleider2025’-bijeenkomsten – worden aangevuld en verder besproken. Dit laatste gebeurt ook nu: de groep kiest één belemmering en één succesfactor die we nader onder de loep leggen. Te beginnen bij een element uit het positieve segment: de samenwerking met bedrijven en instellingen. Wat maakt zo’n samenwerking met bedrijven nou tot een succes? Hoe ziet dat er concreet uit? Welke stappen zet je dan? Al gauw gaat het gesprek over de noodzaak van relevantie. De school heeft de praktijk nodig om de realiteit van de werkvloer binnen de opleiding te halen. Je mag immers niet achterlopen met je lesideeën, want het is je taak de student klaar te stomen voor de praktijk. Door samen te werken, verklein je de afstand. Je kijkt bij elkaar in de keuken. Deelt expertise. Met wederzijds begrip en respect als gevolg.
Een voorbeeld hiervan komt van Jeannine de Jong, docent bij het Kellebeek College. ‘We geven nu les op de locatie van een zorginstelling. Twee uur per week zijn we daar aanwezig en overleggen volop met de praktijkopleiders. Samen geven we de opleiding vorm. Het contact loopt niet via directeuren en dat werkt heel gaaf.’ ‘Onze studenten krijgen ook veel meer verantwoordelijkheid en werken vraaggericht’, vult haar collega Marianne van Hulsbergen aan. ‘Een team van tien BOL’ers zit op een afdeling; zij nemen in januari en februari zelfs de gehele afdeling over.’ Samenwerking leidt hier tot betere studenten (en betere opleiders) en dat zien samenwerkende partners, zoals zorginstellingen, weer graag. Bovendien leren de studenten het vaste personeel aan te spreken op zaken die hen opvallen. Door deze frisse blik maakt het personeel van de zorginstelling ook een kwaliteitsslag.
What’s in it for me?
Het mes snijdt aan twee kanten, maar het is wel belangrijk goed naar elkaar te blijven luisteren en – zonder aannames – de reden waarom het bedrijf of instelling met jou zou willen samenwerken boven tafel te halen. Net zo belangrijk is het om zelf een antwoord te hebben op de vraag ‘What’s in it for me?’. Want dan kun je nog meer de verbinding aangaan, zo mogelijk zelfs met gesloten beurzen. Docent Han heeft een fraai voorbeeld van deze wederkerigheid: ‘We hebben niet veel geld, maar willen we een ruimte vol technologie. Dan spreken we met het bedrijf af dat ze de ruimte na oplevering als showroom voor klanten mogen gebruiken. Waarbij onze leerlingen de rondleiding verzorgen.’
Hoe zetten we de docent in zijn kracht?
Dan is het tijd om dieper in te gaan op een van de belemmeringen: de docent zelf. Of liever gezegd: de houding van de docent, voor wie de verbinding met de praktijk niet zo vanzelfsprekend is (geen tijd of zelfs de angst van het onbekende). Natuurlijk: vandaag zitten hier louter voorlopers aan tafel. Maar het zijn bijna altijd dezelfde kritische, lerende, innovatieve docenten die met iets nieuws aan de slag gaan. ‘Ik krijg taak na taak na taak op mijn bord’, vertelt docent Hugo. ‘Het zijn dingen die ik leuk vind, waarmee ik aan de slag wil, maar ik heb simpelweg geen tijd. Er mag weleens rust in de tent komen. Dat we, zonder reorganisaties, zonder bezuinigingen, zonder nieuwe onderwijsmethodes, een paar jaar op dezelfde manier onderwijs kunnen geven.’
Het is een cri de coeur die leidt tot een aantal tips hoe je er toch voor kan zorgen dat zoveel mogelijk docenten aanhaken. Ook als het eerder een kwestie van ‘de hakken in het zand’ is dan simpelweg echt geen tijd hebben. Ren Hendrix vertelt hoe hij een administratief medewerker afspraken voor gastlessen laat plannen. De docent hoeft alleen maar de gastles bij te wonen. De uren (20 op jaarbasis) worden vanwege het lerend effect voor de docent gezien als scholingsuren. Op het Kellebeek College lopen de docenten vier dagen per jaar verplicht stage (vergoed!) en bezoeken zo praktijksituaties, maar ook mede-docenten. En Han vraagt regelmatig of hij een dag mee mag werken met een student. ‘Instellingen zijn hartstikke bereid om dat te doen. Kun je van alles zien!’.
Tot slot krijgen de aanwezigen de vraag of zij nog tips hebben voor bijvoorbeeld mededocenten, bestuurders of de politiek. Ook dit resulteert in een mooi lijstje en vormt een passend slotakkoord voor deze eerste Opleider2025-bijeenkomst:
Tips
Aan mededocenten
– Kom je klas uit en kijk om je heen! Richt je blik naar buiten en kijk wat er allemaal te halen valt.
– Bepaal wie er in je team de voorloper is en volg die persoon.
– Ben je zelf die koploper? Zorg dan dat je bereikbaar bent, breng verbinding tot stand en blijf investeren in het ‘meenemen’ van je ‘volgelingen’.
– Wees trots op je docentschap en straal dat uit. Laat ook gerust zien dat je ervoor gaat.
Aan mbo-instellingen/bestuurders
– Beschouw bedrijven en andere samenwerkingspartners als klanten en zorg er vervolgens voor dat je klantgericht bent!
– Zet docenten in hun kracht. Laat hen niet aan teveel knoppen draaien en faciliteer hen waar mogelijk. Geef de docenten vertrouwen en waardering.
– Deel je kennis. Heb je een mooi curriculum, stel het beschikbaar. Of beter nog: maak er een open source van en ontwikkel het gezamenlijk.
Aan de overheid
– Innovatie is niet gebaat bij belemmerende, te strikte regelgeving. Bij het ontwikkelen van keuzedelen mag ook niet te begrensd gedacht worden. De indeling zoals die nu is, voorkomt crosssectorale samenwerking.
– Zorg voor een betere communicatie tussen ambtenaren en opleiders. Direct contact voorkomt ruis en zorgt voor wederzijds begrip.
Wil je meedenken? Zelf je ideeën en ervaringen inbrengen? Schrijf je dan een voor een van de ‘Opleider2025’-bijeenkomsten of stuur een bericht naar anniek.van.aanraad@bvmbo.nl. En laat je ook horen via Twitter (#opleider2025 en @opleider2025) en in de LinkedIn-groep Opleider2025.
1 reactie
Geef een reactie Reactie annuleren
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.
[…] De werkwijze hierbij is dezelfde als bij de bijeenkomst op 10 november in Roosendaal. Ieder krijgt een pakje post-its, noteert succesfactoren en belemmeringen en plakt de […]